Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Все языки
Немецкий
Нидерландский

als lid

Толкование Перевод

1 incorporate

adj. samengebonden, vastgebundeld; aangesloten (bij een zaak/vereniging)
--------
v. omvatten; verenigen; toelaten (van een lid); opzetten van een vennootschap

incorporate¹

[ inko:pəreet] 〈zelfstandig naamwoord: incorporation〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zich (tot één geheel) verenigen ⇒ fuseren

2 een onderneming/naamloze vennootschap oprichten

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 opnemen ⇒ verenigen, incorporeren

2 omvatten ⇒ bevatten

3 inlijven ⇒ (als lid) toelaten

4 onder/samenbrengen in een naamloze vennootschap

♦voorbeelden:

2 this theory incorporates new ideas • deze theorie omvat nieuwe ideeën

————————

incorporate²

[ inko:prət] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

→ incorporated incorporated/

English-Dutch dictionary > incorporate
2 name

adj. iemand met een reputatie; beroemd; betreffende een naam
--------
n. naam; "nick"-: koosnaam; reclame; gewaardeerd iemand; titel
--------
v. benoemen, noemen; opnoemen; thuisbrengen

name¹

[ neem] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 naam ⇒ benaming

2 reputatie ⇒ naam, faam

♦voorbeelden:

1   enter/put down one's name for • zich opgeven/laten inschrijven voor

     could you leave your name, please? • zou u uw naam willen opgeven?

     take someone's name in vain • iemands naam ijdel gebruiken

     what's-his/her/its-name? • hoe heet hij/zij/het ook al weer?, dinges

     what's in a name? • wat zegt een naam?

     he knows all his students by name • hij kent al zijn studenten bij naam

     I know him by name • ik ken hem van naam

     a man by/of the name of Jones • iemand die Jones heet, een zekere Jones

     take one's name off the books • zich laten uitschrijven (als lid)

     keep one's name on the books • ingeschreven blijven staan

     he hasn't a penny to his name • hij heeft geen cent

     I can't put a name to him • ik kan hem niet precies thuisbrengen

     I can't put a name to it • ik weet niet precies hoe ik het moet zeggen

     first name • voornaam

     〈 voornamelijk Brits-Engels〉 second name • familienaam, achternaam

2   make/win a name for oneself, win oneself a name • naam maken

     he has a name for avarice • hij staat als gierig bekend

¶ 〈 informeel〉 the name of the game is … • waar het om gaat is …

     drag someone's name through the mire • iemands naam door het slijk halen

     〈 informeel〉 his name is mud • hij heeft een reputatie van likmevestje

     call someone names • iemand uitschelden/beschimpen

     a name to conjure with • een naam die wonderen verricht, een invloedrijke naam

     lend one's name to • zijn naam lenen aan

     in the name of • in (de) naam van, omwille van

→ big big/

————————

name²

〈 werkwoord〉

1 noemen ⇒ benoemen, een naam geven

2 dopen 〈 schip〉

3 (op)noemen

4 benoemen ⇒ aanstellen

5 vaststellen

6 〈 voornamelijk passief〉 de naam vrijgeven van

♦voorbeelden:

1   〈 handel〉 bill of lading to a named person • cognossement op naam

     she was named after her mother, 〈 Amerikaans-Engels ook〉she was named for her mother • ze was naar haar moeder genoemd

3   name your price • noem maar een prijs

5   name the day • de trouwdag/huwelijksdatum vaststellen

6   the victim has been named as John Smith • de naam van het slachtoffer is vrijgegeven; het is J.S.

¶ 〈 informeel〉 you name it • noem maar op

     〈 informeel〉 you name it, he's got it • je kunt het zo gek niet bedenken of hij heeft het

English-Dutch dictionary > name
3 blackball

v. stemmen tegen iem. toetreden

blackball

1 deballoteren ⇒ als lid afwijzen, tegenstemmen

English-Dutch dictionary > blackball
4 enter

v. binnengaan, binnenkomen; gaan in; opgeven; boeken

enter

[ entə]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zich laten inschrijven ⇒ zich opgeven

2 〈 dramaturgie〉 opkomen

→ enter into enter into/, enter on enter on/, enter upon enter upon/

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 binnengaan ⇒ binnenlopen 〈 van schip〉; binnendringen

♦voorbeelden:

1   he enters his eightieth year • hij gaat zijn tachtigste jaar in

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 gaan in/op/bij ⇒ zich begeven in, zijn intrede doen in

2 in/bijschrijven ⇒ opschrijven, noteren 〈 in boek, notulen〉; boeken 〈 in kasboek〉; opnemen, plaatsen 〈 in boek〉; intypen, invoeren 〈 gegevens〉

3 opgeven ⇒ inschrijven

4 toelaten ⇒ binnenlaten 〈 als lid〉

5 deelnemen aan ⇒ meedoen aan 〈 (wed)strijd〉

6 inzenden

7 inklaren ⇒ aangeven 〈 lading〉

♦voorbeelden:

1   enter the Church • priester worden

2   enter up something in the books • iets noteren in de boeken

     enter against • op rekening schrijven van

6   enter something in the competition • iets inzenden voor de wedstrijd

¶ enter up the accountbooks • de kasboeken bijwerken

English-Dutch dictionary > enter
5 induct

v. installeren, inhuldigen

induct

[ indukt]

1 installeren ⇒ inhuldigen, bevestigen

2 introduceren ⇒ als lid opnemen/toelaten

3 〈 elektriciteit, natuurkunde〉 induceren ⇒ (door inductie) opwekken

English-Dutch dictionary > induct
6 take one's name off the books

take one's name off the books

zich laten uitschrijven (als lid)

English-Dutch dictionary > take one's name off the books
7 reincorporation

n. het opnieuw oprichten van een naamloze vennootschap, het zich tot een geheel te verenigen; het opnieuw inlijven (als lid toelaten)

English-Dutch dictionary > reincorporation
8 executive

adj. uitvoerend
--------
n. directeur; directie; uitvoerder

executive¹

[ igzekjoetiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 benaming voor〉 leidinggevend persoon ⇒ hoofd, directeur 〈 van onderneming〉; kader/staflid, hoofdambtenaar, bewindsman

2 〈 politiek〉uitvoerend orgaan/college ⇒ administratie, dagelijks bestuur

♦voorbeelden:

1   the chief executive • de hoofddirecteur, de algemeen directeur; 〈 ook〉 de president 〈 van de USA〉

2   the executive • de uitvoerende macht 〈 als staatsorgaan〉

————————

executive²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 leidinggevend ⇒ leidend, verantwoordelijk

2 uitvoerend 〈 ook politiek〉

3 〈 informeel〉 exclusief ⇒ chic, duur

♦voorbeelden:

1   executive director • lid van de raad van bestuur, directeur 〈 die lid is van de raad van bestuur〉

2   the executive branch of the government • het uitvoerend college van de regering 〈 in de USA〉

     the executive power • de uitvoerende macht 〈 als bevoegdheid〉

¶ executive officer • tweede officier in rang 〈 na de bevelhebber〉; persoon met uitvoerende/leidinggevende bevoegdheid

     executive session • besloten vergadering 〈 voornamelijk van de Amerikaanse Senaat〉

English-Dutch dictionary > executive
9 level

adj. vlak; gelijk; gebalanceerd; vertikaal; gelijkmatig
--------
n. hoogte; niveau; klasse; oppervlakte; vlak; peil (waterpeil)
--------
v. afvlakken, glad maken; gelijkheid brengen; vergelijken; vernietigen, aan de grond gelijk maken

level¹

[ levl]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 ook als 2e lid van samenstellingen〉 peil ⇒ niveau, hoogte; 〈 bij uitbreiding〉 natuurlijke/juiste peil/plaats

2 vlak ⇒ (vlak) oppervlak; 〈 bij uitbreiding〉 vlakte, vlak land

3 horizontaal ⇒ waterpas(se) lijn/vlak

4 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 waterpas

5 〈 techniek, technologie〉 waterpas(instrument) ⇒ landmeterswaterpas

6 〈 techniek, technologie〉 hoogteverschilmeter

♦voorbeelden:

1   level of achievement/production • prestatie/productiepeil

     on a level of equality • op voet van gelijkheid

     find one's level • zijn plaats vinden

     on a level with • op gelijke hoogte met; 〈 figuurlijk〉 op gelijke voet met

¶ 〈 informeel〉 on the level • rechtdoorzee; bonafide; goudeerlijk

→ A level A level/, O level O level/

II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; vaak als 2e lid van samenstellingen〉

1 niveau

♦voorbeelden:

1   at ministerial level • op ministerieel niveau

————————

level²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 waterpas ⇒ horizontaal

2 vlak ⇒ egaal, (zonder on)effen(heden); 〈 bij uitbreiding〉 precies tot de rand

3 (op) gelijk(e hoogte) ⇒ even hoog/ver

4 gelijkmatig ⇒ evenwichtig, regelmatig

5 beraden ⇒ bedaard, kalm

6 gelijkwaardig ⇒ op gelijke voet

7 strak 〈 van blik〉 ⇒ doordringend

♦voorbeelden:

2   level teaspoon • afgestreken theelepel

3   〈 Brits-Engels〉 level crossing • gelijkvloerse kruising, overweg

     draw level with • op gelijke hoogte komen met

4   in a level voice • zonder stemverheffing

5   keep a level head • zijn verstand erbij houden

7   give someone a level look • iemand strak aankijken

¶ 〈 informeel〉 (do) one's level best • zijn uiterste best (doen)

————————

level³

〈 levelled〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 gelijkheid brengen

2 een niveau bereiken

♦voorbeelden:

¶ level with someone on something • (eerlijk) voor iets uitkomen tegen iemand

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 (horizontaal) richten ⇒ aanleggen; 〈 bij uitbreiding〉 afvuren, uitbrengen 〈kritiek e.d.〉

♦voorbeelden:

1   level a charge against/at someone • een beschuldiging tegen iemand uitbrengen

     level (a weapon) at someone • (een wapen) op iemand richten

¶ level off • gelijk/vlak maken/worden

     level off/out • (zich) (op een bepaald niveau) stabiliseren; zijn (maatschappelijke) plafond bereiken

     level out • gelijk/vlak maken/worden; onderscheid/verschillen wegnemen (bij/tussen)

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 egaliseren ⇒ effenen

2 nivelleren ⇒ op gelijk niveau brengen; 〈 in het bijzonder〉 opheffen 〈 onderscheid〉

3 slopen ⇒ met de grond gelijk maken

4 vloeren ⇒ tegen de grond slaan

♦voorbeelden:

2   level down • tot hetzelfde niveau omlaag brengen

     level up • tot hetzelfde niveau omhoog brengen

————————

level⁴

〈 bijwoord〉

1 vlak ⇒ horizontaal, waterpas

English-Dutch dictionary > level
10 section

n. deel; onderdeel; lichaamsdeel; snee; inkerving; zone, streek; paragraaf; fragment, alinea; klas; afdeling
--------
v. in gedeelten verdelen; snijden

section¹

[ seksjn]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 sectie ⇒ (onder)deel; afdeling; lid; stuk, segment; partje 〈 van citrusvrucht〉; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 wijk, district, stads/landsdeel; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 baanvak 〈 van spoorlijn〉

2 groep 〈 binnen samenleving〉

3 (onder)afdeling ⇒ paragraaf, lid, sectie; katern 〈van krant/boek〉

4 paragraaf(teken) 〈§, ook als verwijzingsteken naar voetnoot〉

5 (dwars)doorsnede 〈 ook in wiskunde〉 ⇒ profiel

6 〈 Amerikaans-Engels〉 een vierkante mijl 〈 640 acres〉

♦voorbeelden:

1   brass section • koper(sectie) 〈 van orkest〉

     all sections of the population • alle lagen van de bevolking

     a residential section • een woonwijk

¶ in section • in profiel

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉〈 medicijnen, geneeskunde〉

1 (chirurgische) snee ⇒ incisie, (in)snijding, sectie

♦voorbeelden:

1   c(a)esarean section • keizersnede

————————

section²

〈 werkwoord〉

1 〈voornamelijk +off〉in secties verdelen/schikken ⇒ segmenteren

2 een doorsnede tonen van

English-Dutch dictionary > section
11 term

n. bewoording; termijn; kwartaal; tijdperk
--------
v. noemen, omschrijven als

term¹

[ tə:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 onderwijsperiode ⇒ trimester, semester, kwartaal

2 termijn ⇒ periode; duur, tijd; ambtstermijn; zittingsperiode 〈 van rechtbank, parlement〉; huurtermijn; aflossingstermijn, (af)betalingstermijn

3 begin/eindpunt van periode/termijn ⇒ ingangs/afloopdatum, het aflopen 〈 van huur, contract enz.〉

4 〈 wiskunde〉 term 〈 van verhouding, reeks, vergelijking〉 ⇒ lid

5 (vak)term ⇒ woord, uitdrukking; 〈 meervoud〉 bewoordingen, manier van uitdrukken

6 〈 meervoud〉 voorwaarden 〈 van overeenkomst, contract〉 ⇒ condities, bepalingen

♦voorbeelden:

1   term has started • de lessen/colleges zijn begonnen

2   during her term of office as president • onder/tijdens haar voorzitterschap

     in the short/medium/long term • op korte/middellange/lange termijn

3   our contract is getting near its term • ons contract loopt binnenkort af

     she is near her term • ze kan elk moment bevallen

5   term of abuse • scheldwoord

     tell someone in no uncertain terms • in niet mis te verstane bewoordingen te kennen geven

6   her terms are 10 dollars a lesson • ze vraagt/rekent 10 dollar per les

     〈 economie〉 terms of trade • (handels)ruilvoet

     come to/make terms • tot een vergelijk komen, het eens worden

¶ terms of reference • taakomschrijving, omschrijving van bevoegdheid/onderzoeksopdracht 〈 bijvoorbeeld van commissie〉

     on equal terms • als gelijken

     to be on bad/good/friendly terms with someone • op gespannen/vriendschappelijke voet met iemand staan

     come to terms with • zich verzoenen met, zich neerleggen bij

     in terms of money • financieel gezien, wat geld betreft

     think in terms of moving to the South • overwegen/van plan zijn naar het zuiden te verhuizen

     they are not on speaking terms • ze spreken niet meer met elkaar, ze hebben onenigheid

————————

term²

〈 werkwoord〉

1 noemen ⇒ omschrijven, aanduiden als

English-Dutch dictionary > term
12 blue

adj. blauw; verdrietig (slang)
--------
n. blauw
--------
v. blauw kleuren; geld verspillen

blue¹

[ bloe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 blauw

2 blauwsel 〈 om linnengoed te blauwen〉

3 〈 the〉 blauwe lucht

4 blauwtje 〈 vlinder〉

5 lid/kleur van een conservatieve politieke partij ⇒ 〈 Brits-Engels〉 Tory, conservatief

6 〈 Brits-Engels〉student(e) die universiteit vertegenwoordigt in sportwedstrijden tussen Oxford en Cambridge

♦voorbeelden:

1   dressed in blue • in het blauw (gekleed)

3   into the blue • naar/in het onbekende, in de ruimte

     out of the blue • plotseling, als een donderslag bij heldere hemel

¶ get/win one's blue • gekozen worden als vertegenwoordiger (van Oxford of Cambridge) in sportwedstrijden

————————

blue²

〈bijvoeglijk naamwoord; bluer; blueness〉

1 blauw ⇒ azuur

2 gedeprimeerd ⇒ triest, somber

3 conservatief ⇒ 〈 Brits-Engels〉 Tory

4 〈 informeel〉 obsceen ⇒ porno-, gewaagd

♦voorbeelden:

1   blue blood • blauw bloed

     blue blooded • van adellijke afkomst

     blue cheese • schimmelkaas

     blue-collar workers • handarbeiders

     blue helmet • blauwhelm

     blue with cold • blauw van de kou

2   I'm feeling blue today • ik voel me rot vandaag

     things are looking blue • de zaken staan er slecht voor

4   blue film/movie • pornofilm, seksfilm

¶ blue chip • prima aandeel

     〈 scheepvaart〉 blue ensign • Britse scheepsvlag

     wait till one is blue in the face • wachten tot je een ons weegt

     〈 informeel〉 have a blue fit • zich rot schrikken

     〈 informeel〉 be in a blue funk • ontzettend in paniek zijn; in de rats zitten

     once in a blue moon • (hoogst) zelden, zelden of nooit

     cry/scream/shout blue murder • moord en brand schreeuwen

     〈the; ook Blue Peter〉 blue peter • 〈 voornamelijk zeilsport〉start/vertrek/afvaartvlag

————————

blue³

〈 werkwoord〉

1 blauw kleuren/maken

English-Dutch dictionary > blue
13 freeze

n. vorst, vorstperiode
--------
v. vriezen; doen bevriezen, invriezen, bevriezen

freeze¹

[ frie:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 vorst ⇒ vorstperiode

2 〈 vaak als tweede lid van samenstellingen〉 bevriezing ⇒ blokkering, opschorting

♦voorbeelden:

1   the big freeze • de strenge vorst

2   a wage freeze • een loonstop

————————

freeze²

〈froze [ frooz], frozen [froozn]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vriezen

♦voorbeelden:

1   it is freezing in here • het is hier om te bevriezen

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 bevriezen ⇒ dood/kapotvriezen, vastvriezen

2 bevriezen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ verstijven, ijzig behandelen/reageren

3 〈vaak +over/up〉 bevriezen ⇒ dichtvriezen

4 invriezen

♦voorbeelden:

1   the driver froze to the wheel • de bestuurder zat als (vast)gekluisterd aan het stuur

     frozen with fear • verstijfd van angst

2   make one's blood freeze • het bloed in de aderen doen stollen

     freeze to death • doodvriezen

     she froze (up) at the remark • ze verstijfde bij het horen van de opmerking

     freeze out • 〈 informeel〉 uitsluiten

     〈Amerikaans-Engels; informeel〉 be frozen out • door de vorst afgelast worden

     the actors froze up • de acteurs waren verlamd (van de zenuwen)

4   do strawberries freeze well? • kun je aardbeien makkelijk invriezen?

     I am freezing/I am frozen • ik zie blauw van de kou

III 〈 overgankelijk werkwoord〉〈 economie〉

1 bevriezen ⇒ opschorten

♦voorbeelden:

1   the government froze all contracts • de regering bevroor alle contracten

English-Dutch dictionary > freeze
14 Ariel Sharon

n. Ariel Sharon (geboren 1928), premier van Israël vanaf 2001, (was minister onder verscheidene regeringen als minister van Defensie, minister van Buitenlandsse Zaken, minister van Handel en Industrie), lid van de Knesset als afgevaardigde van de Likoedpartij, vroeger generaal in Israelische Defensie Leger

English-Dutch dictionary > Ariel Sharon
15 Blackshirt

n. fascist; lid van fascistische organisatie die een zwart shirt draagt als deel van uniform

Blackshirt

〈 geschiedenis〉

1 zwarthemd 〈 (Italiaans) fascist〉

English-Dutch dictionary > Blackshirt
16 Common Market

Gemene Best, Unie van aantal Europese landen met als doel bevordering van vrije markt tussen landen van deze unie en hetzelfde belastingbeleid betreffende invoer uit landen die er geen lid van zijn

Common Market

gemeenschappelijke markt, Europese (Economische) Gemeenschap

English-Dutch dictionary > Common Market
17 belt

n. riem; ketting; gebied
--------
v. omgorden, aangorden; een rammel geven

belt¹

[ belt] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 gordel ⇒ (broek)riem, ceintuur

2 drijfriem ⇒ riem zonder einde

3 (transport)band ⇒ lopende band

4 〈 vooral als 2e lid van een samenstelling〉 zone ⇒ klimaatstreek/gebied

5 〈 informeel〉 opduvel ⇒ opdoffer

♦voorbeelden:

1   〈 budo〉 black belt • zwarte band

4   a belt of low pressure • een lagedrukgebied

¶ wear a belt and braces • geen risico's nemen

     hit below the belt • onder de gordel slaan/treffen

     tighten one's belt, 〈 Amerikaans-Engels ook〉pull one's belt in • de buikriem aanhalen

     under one's belt • in zijn bezit, binnen

————————

belt²

〈 werkwoord〉

1 omgorden ⇒ aangorden

2 een pak slaag/rammel geven (met een riem)

3 van een riem/gordel/band voorzien

♦voorbeelden:

1   he belted his sword on • hij gordde zijn zwaard aan

¶ belt out • brullen, bulken

→ belt up belt up/

English-Dutch dictionary > belt
18 buff

n. buffel-, zeemleer, zeemkleur; liefhebber, fan
--------
v. polijsten, poetsen

buff¹

[ buf] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈voornamelijk als 2e lid in samenstellingen; Amerikaans-Engels; informeel〉 enthousiast ⇒ liefhebber, fanaat

2 rundleer ⇒ buffelleer

3 〈 vaak attributief〉 vaalgeel ⇒ bruingeel, buff

4 〈 informeel〉 nakie ⇒ blootje

♦voorbeelden:

1   a film buff • een filmfanaat

3   buff yellow • vaalgeel

4   strip to the buff • zich helemaal uitkleden

     in the buff • naakt

————————

buff²

〈 werkwoord〉

1 polijsten ⇒ opwrijven

English-Dutch dictionary > buff
19 buster

n. vernietiger, vernieler, verwoester

buster

[ bustə]

1 〈ook Buster; aanspreekvorm; voornamelijk Amerikaans-Engels; slang; voornamelijk pejoratief〉 kerel ⇒ makker, jochie

2 〈 voornamelijk als 2e lid in samenstellingen〉 verwoester ⇒ breker, oplosser, bestrijder

♦voorbeelden:

2 crimebuster • misdaadbestrijder

English-Dutch dictionary > buster
20 deep

adj. diep
--------
adv. diep
--------
n. diep

deep¹

[ die:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 diepte ⇒ afgrond

♦voorbeelden:

¶ the deep 〈 formeel〉 • het diep, de zee

————————

deep²

〈 deepness〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 diep ⇒ diepgelegen/liggend, ver(afgelegen/verwijderd)

2 〈 in het bijzonder als 2e lid van samenstellingen〉 diep

3 diep(zinnig) ⇒ onbevattelijk, moeilijk, duister; 〈 Brits-Engels ook van persoon〉 ondoorgrondelijk, ontoegankelijk

4 diep(gaand) ⇒ ernstig, hevig

5 diep ⇒ intens 〈 van gevoelens〉; donker 〈 van kleuren〉

6 diep ⇒ laag, zwaar 〈 van geluid〉

♦voorbeelden:

1   deep border • brede rand

     the deep end • het diepe 〈 in zwembad〉

     deep shelf • diepe/brede plank

     〈 Amerikaans-Engels〉 Deep South • diepe Zuiden 〈 Louisiana, Mississippi, Alabama, Georgia en Zuid-Carolina〉

4   take a deep breath • diep ademhalen

     in deep debt • diep in de schuld

     deep feelings/sleep • diepe gevoelens/slaap

     deep understanding • grondig begrip

¶ go/jump in at the deep end • een sprong in het duister wagen

     〈 informeel〉 go off the deep end • uit zijn vel springen (van woede)

     thrown in at the deep end • meteen voor het blok gezet, meteen met het moeilijkste (moeten) beginnen

     be caught between the devil and the deep (blue) sea • tussen twee vuren zitten, tussen twee kwaden moeten kiezen

     〈 medicijnen, geneeskunde〉 deep therapy • radiotherapie

     deep waters • onbekende aspecten

     in deep water(s) • in grote moeilijkheden

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 diep ⇒ ver

2 diep ⇒ verdiept, verzonken

♦voorbeelden:

1   deep in the forest • diep in het bos

2   deep in conversation • diep in gesprek

III 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief na het zelfstandig naamwoord〉

1 dik ⇒ achter/naast elkaar

♦voorbeelden:

1   the people were standing ten deep • de mensen stonden tien rijen dik

————————

deep³

〈 bijwoord〉

1 diep ⇒ tot op grote diepte

♦voorbeelden:

1   deep into the night • tot diep in de nacht

English-Dutch dictionary > deep

Страницы

См. также в других словарях:

Lid — steht für: Augenlid eine Rockband, siehe Lid (Band) LiD oder LID steht als Abkürzung für: Landwirtschaftlicher Informationsdienst, Presse und Informationsstelle der Schweizer Landwirtschaft in Bern LiD, polnisches Wahlbündnis, siehe Linke und… … Deutsch Wikipedia
Lid — Sn std. (9. Jh.), mhd. lit, fnhd. auch lied, ahd. lid, (h)lit, as. hlid Stammwort. Aus g. * hlida n. Verschluß , auch in anord. hliđ, as. hlid, afr. hlid. Die Augenlider werden also als Deckel, Verschluß der Augen bezeichnet. Zu g. * hleid a Vst … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Lid — Augenlid; Augendeckel (umgangssprachlich) * * * Lid [li:t], das; [e]s, er: bewegliche Haut über den Augen: sie schminkt ihre Lider immer ziemlich stark; er hat sich die Lider straffen lassen. Zus.: Augenlid. * * * Lid 〈n. 12〉 zum Schutz des Auges … Universal-Lexikon
Lasertherapie: Der Laser als medizinisches Werkzeug — Eine wichtige medizintechnische Therapieform ist der Lasereinsatz, der sich in vielen Gebieten etabliert hat. Technisch gesehen verbindet er optische Methoden mit Verfahren der Miniaturisierung, besonders bei den modernen endoskopischen… … Universal-Lexikon
Dipl.-Dok. (FH) — Dokumentare sind Informationsfachkräfte und haben die Aufgabe, Informationen und Dokumente nach Relevanz und Qualität auszuwählen, zu erschließen, aufzubereiten und nach Bedarf zur Verfügung zu stellen. Sie erstellen und pflegen… … Deutsch Wikipedia
Dokumentar — Dokumentare (Synonym Dokumentalisten aus dem französischen documentaliste bzw. englischen documentalist, vergleichsweise häufig in der französisch beeinflussten Schweiz) sind Informationsfachkräfte und haben die Aufgabe, Informationen und… … Deutsch Wikipedia
Bärsärk — Als Berserker wird in mittelalterlichen skandinavischen Quellen ein im Rausch Kämpfender bezeichnet, der keine Schmerzen oder Wunden mehr wahrnimmt. Über diese Art von Kämpfern, die auf der Seite verschiedener germanischer Stämme kämpften,… … Deutsch Wikipedia
Die weißen Schwäne des Südatlantik — Als „Die weißen Schwäne des Südatlantik“ wird eine Serie von sechs baugleichen Stückgutfrachtern bezeichnet, die in den 1950er bzw. Anfang der 1960er Jahre von der Reederei Hamburg Südamerikanische Dampfschifffahrt Gesellschaft in Betrieb… … Deutsch Wikipedia
Frostschutzberegnung — Als Frostschutzberegnung bezeichnet man das gezielte Besprühen von Nutzpflanzen im Obst , Wein und Gemüsebau sowie in Baumschulen mit sehr feinen Wassertröpfchen. Beim Gefrieren des verteilten Wassers wird auf den Pflanzen Wärme freigesetzt, so… … Deutsch Wikipedia
Embedded Controller — Als Embedded Controller (EC) wird ein spezieller Mikrocontroller in Notebooks bezeichnet, der verschiedene Steuerungsaufgaben unabhängig vom Betriebssystem übernimmt. Inhaltsverzeichnis 1 Aufgaben 2 Software 3 Name … Deutsch Wikipedia
Titan Rain — Als Titan Rain wird von der US Regierung eine Folge von chinesischen Hackerangriffen bezeichnet, welche das Ziel hatten, an vertrauliche Informationen des US Militärs bzw. der Rüstungsbetriebe zu kommen. Laut Spiegel zählt die Hackergruppe 20… … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

als lid

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

als lid

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: